Rabobank wil verantwoordelijkheid nemen

4

‘Als bank hebben we unieke mogelijkheden om het werk van criminelen te verstoren’

Sinds twee jaar heeft Rabobank een financiële ‘misdaadbestrijder’ in de Raad van Bestuur: Fransman Philippe Vollot. Als Chief Financial Economic Crime Officer is hij erop gebrand om positieve impact op de samenleving te maken. Banken zijn volgens hem essentieel in de aanpak van de georganiseerde misdaad. Samen met hoofd publiek-private samenwerkingen Jean Paul van der Heide deelt hij zijn visie.

Philippe Vollot, u bekleedde eerder soortgelijke rollen bij Deutsche Bank en Danske Bank. Wat spreekt u zo aan in de aanpak van financiële misdaad?

Philippe Vollot: “Dat komt voort uit mijn overtuiging dat banken een cruciale rol spelen bij die bestrijding. En dat die rol van groot maatschappelijk belang is. Drugsproductie, moderne slavernij, illegaal gokken, wapenhandel… Voor al deze misdaden is geld de grote drijfveer. Als wij ons werk goed uitvoeren, kunnen we daar echt wat tegen doen.”

Jean Paul van der Heide: “Daar sluit ik mij helemaal bij aan. Hiervoor werkte ik onder meer bij de politie en de FIOD. In die tijd heb ik heel wat criminelen gearresteerd. Maar hoe bevredigend dat ook is, ik kwam vaak niet tot de kern van de zaak: de drugsbaas die er rijk van wil worden. Want niemand handelt in cocaïne voor zijn plezier.”

Philippe: “Als poortwachter van het financiële systeem verlenen we toegang tot het betalingsverkeer. We besluiten of iemand een rekening kan openen en monitoren alle transacties. Daarmee hebben we unieke mogelijkheden om het werk van criminelen te verstoren.”

Portretfoto van Jean Paul van der Heide en Chief Financial Economic Crime Officer Philippe Vollot.

Hoofd publiek-private samenwerkingen Jean Paul van der Heide (links) en Chief Financial Economic Crime Officer Philippe Vollot.

Hoe geven jullie hier concreet invulling aan?

Philippe: “Criminele organisaties misbruiken vaak kleine bestaande ondernemingen om geld wit te wassen. Dáár zit een van mijn grootste zorgen. Stel: bij een familiebedrijf dat al lang in Nederland actief is nemen opeens de geldstromen toe. Dan kan het gewoon goed gaan met de zaken, maar er kan ook ‘vuil’ geld in het spel zijn, dat vermengd wordt met ‘schoon’ geld. Dat laatste is aan de opsporingsinstanties om uit te zoeken, maar die opvallende geldstromen moeten wel eerst geïdentificeerd worden. En dat doen wij.”

Jean Paul: “We maken daarbij gebruik van onze kennis over financieel-economische criminaliteit en onze meer algemene economische en sectorkennis. We weten wat ‘normaal’ is én hebben de volumes. In Nederland bedienen we negen miljoen klanten. Met hun gegevens zijn we in staat om trends en fenomenen te zien. Denk aan verschuivingen van cash- naar crypto-betalingen. Of sectoren die kwetsbaar zijn voor misbruik van factuurstromen. Met onze financiële intelligence hebben we daar zicht op.”

Hoe investeren jullie als bank in die intelligence?

Philippe: “Dit werk vraagt om heel gespecialiseerde mensen. Toen ik bij Rabobank kwam, ben ik daar meteen meer van gaan zoeken; mensen die in hun eigen expertise beter zijn dan ik. Die komen van over de hele wereld, want ik wil alleen de beste mensen. Daarom hebben we een eigen academie op het gebied van financieel-economische misdaad. Zo kunnen we onze eigen mensen opleiden en laten doorgroeien in de organisatie.”

Jean Paul: “Het is belangrijk dat collega’s niet alleen het werk van criminelen leren begrijpen, maar ook dat van de opsporing en rechtshandhaving. Ik merk zelf hoe waardevol mijn ervaring uit de opsporing is. Je moet begrip hebben voor elkaars agenda’s en verantwoordelijkheden en van daaruit zoeken naar mogelijkheden om samen te werken. Als je elkaars positie en beperkingen kent, kan je immers veel beter samenwerken.”

“We proberen publieke partners als klanten te zien. We willen waarde kunnen toevoegen.” 

Kunnen jullie wat voorbeelden noemen van dit soort ‘publiek-private’ samenwerking?

Jean Paul: “De Serious Crime Task Force is een goed voorbeeld. Het Openbaar Ministerie kan ons daarmee informeren over een opvallende casus. Binnen de grenzen van de wet kunnen wij ons dan in de geldstromen verdiepen die met die casus samenhangen. Die focus is voor ons prettig: we doen ons ‘gewone’ werk als poortwachter, maar spannen ons extra in op de onderwerpen die er het meest toe doen.”

Philippe: “Zo hoort het inderdaad. Ik heb in heel wat landen gewerkt en overal wordt gepraat over publiek-private samenwerking. Maar vaak blijft het daarbij en komt er weinig van de grond. In Nederland is dat anders. We werken constructief samen. Dat motiveert en maakt het verschil. Ik ben blij dat het nieuwe kabinet dat ook zo ziet. In het coalitieakkoord wordt publiek-private samenwerking benoemd als belangrijk deel van de aanpak van georganiseerde misdaad.”

Jean Paul: “Rabobank neemt deel in verschillende publiek-private samenwerkingen, niet alleen met opsporingsdiensten, maar bijvoorbeeld ook met kennisinstellingen. Complexe vraagstukken rondom criminaliteit vragen er om buiten de bestaande kaders te denken en samen te werken. De grote uitdaging is dat criminelen zich niet aan procedures en protocollen hoeven te houden én over enorm veel geld beschikken. Daar moeten we ons als maatschappij samen tegen wapenen. Als bank kunnen we hierbij onze financieel-economische kennis inbrengen.”

Philippe: "We hebben allemaal een deel van de puzzel. Als je de stukjes bij elkaar legt, ga je patronen ontdekken, en kun je als maatschappij misdaad effectiever bestrijden.”

U bent nu twee jaar werkzaam bij Rabobank. Welke verschillen ziet u met andere banken waar u gewerkt heeft?

Philippe: “Uiteindelijk moet elke bank in de EU voldoen aan dezelfde wettelijke eisen. Bijvoorbeeld door ongebruikelijke geldstromen te identificeren en deze te melden aan de Financial Intelligence Unit Nederland (FIU-NL). Het belangrijkste verschil is dat wij een coöperatieve bank zijn; het hebben van een positieve impact op de maatschappij zit in ons DNA. Actief criminaliteit proberen te voorkomen is dus onderdeel van onze coöperatieve geest.”

Jean Paul: “Ook dat zie je terug in de samenwerking met onze publieke partners. We proberen ze als een soort klanten te zien. We willen waarde kunnen toevoegen daar waar het ertoe doet. Dat past ook bij onze missie: die richt zich op de bank, de klant en de maatschappij.”

“We maken gebruik van onze economische en sectorkennis. We weten wat ‘normaal’ is.”

Staan die drie wel eens op gespannen voet met elkaar? Kan jullie ‘poortwachtersrol’ bijvoorbeeld ook voor overlast zorgen bij klanten?

Jean Paul: “We moeten continu de balans vinden tussen de klant optimaal bedienen en zorgen dat we ons aan de wet- en regelgeving houden. Soms geeft dit een spanningsveld. Bijvoorbeeld op het moment dat we klanten veel vragen moeten stellen. Dan is het aan ons om zo goed mogelijk uit te leggen waarom wij die vragen stellen.”

Philippe: “We vinden het belangrijk dat de samenleving weet wat onze wettelijke verplichtingen zijn. We willen daarbij benadrukken dat we altijd zo veel mogelijk proberen te focussen op de grootste risico’s. Daar valt overigens nog wel winst te behalen.”

Kunt u daar wat meer over vertellen?

Philippe: “In het afgelopen jaar dienden alle meldingsplichtige instellingen in Nederland gezamenlijk meer dan twee miljoen ongebruikelijke transacties in bij de FIU-NL. Dat is relatief veel in vergelijking met andere landen in Europa. Dit komt doordat banken in andere landen alleen ‘verdachte’ transacties melden aan hun lokale FIU, terwijl we in Nederland alle ‘ongebruikelijke’ transacties melden. Ook Nederland voldoet uiteraard aan alle Europese regels, maar de wet wordt hier net anders geïnterpreteerd. De lat om meldingen te doen ligt daardoor wat lager. Dat kost enorm veel tijd, overigens óók voor de FIU-NL. Tijd die we het liefst zouden besteden aan de meest verdachte of impactvolle transacties. Dan focussen we niet alleen onze eigen aandacht op de goede manier, maar ook die van de politie én die van het OM.”

Zien jullie nog andere verbetermogelijkheden?

Philippe: “Ik was heel enthousiast over het initiatief Transactie Monitoring Nederland (TMNL). Nederland was daarmee het eerste land waarin banken op een geanonimiseerde manier gegevens konden delen. Helaas hebben privacybezwaren de discussie overgenomen en met nieuwe Europese witwaswetgeving die eraan komt hebben banken het werk van de TMNL tijdelijk stopgezet. Heel jammer, want het werkte echt! Stel dat een bedrijf elke maand duizend euro cash stort. Dat is niet per se bijzonder als dat bij één bank gebeurt. Maar wel als ook vijf andere banken die maandelijkse storting ontvangen. En als het totaalbedrag dan niet meer logisch past bij de sector waar het bedrijf in actief is. Kortom, met TMNL konden we ongebruikelijke transacties identificeren die banken individueel nooit zouden zien of zouden rapporteren aan de FIU NL, terwijl de gegevensuitwisseling volledig geanonimiseerd bleef. Zoals al eerder gezegd zijn witwassers geraffineerd. Ze openen rekeningen bij verschillende banken en proberen zich voor te doen als lage risicoklanten. Als banken dit niet tegen mogen gaan door informatie te delen, dan zijn we allemaal minder effectief in onze strijd tegen illegale activiteiten.”

Jean Paul: “Laten we hopen dat dit initiatief, wellicht in een andere vorm, een doorstart kan maken. Als we als maatschappij georganiseerde misdaad willen voorkomen en bestrijden, moeten we veel beter samenwerken en waar nodig en mogelijk informatie delen. Criminelen gebruiken niet één bankrekening, bij één bank. Hierdoor ziet iedere bank maar een klein stukje van de puzzel. Binnen de wet en met behoud van privacy zullen we moeten kijken wat er mogelijk is. De georganiseerde misdaad zal nooit helemaal te stoppen zijn, maar we moeten wel proberen om hun werk zo effectief mogelijk tegen te gaan.”